Thema 2014: onderhoudsarme boom
Fagus sylvatica
Boomkwekers hebben de Fagus sylvatica verkozen tot Boom van het Jaar.
Dat is bekendgemaakt in Den Bosch op de gezamenlijke jaarvergadering van de LTO-Cultuurgroepen voor bos- en haagplantsoen alsmede laan-, bos- en parkbomen.
Motivatie nominatie
Voor de verkiezing van de Boom van het Jaar 2014 is vanuit de vakwereld een twintigtal kandidaatbomen ingestuurd. Dat is gebeurd na oproepen in de vaktijdschriften De Boomkwekerij en Tuin en Landschap. Aan een jury – bestaande uit boomkwekers, hoveniers/groenvoorzieners en een vertegenwoordiger van de schrijvende pers – de opdracht om drie bomen te nomineren en voor te dragen.
Bij de jurering hebben drie criteria zwaar gewogen: gezond groeiend, geringe onderhoudsvraag en beschikbaarheid bij kwekers. Om die reden vielen enkele kandidaten direct af omdat die merkenrechtelijk beschermd zijn.
De drie genomineerde bomen zijn: Fagus sylvatica, Magnolia kobus en Parrotia persica ‘Vanessa’.
Waarom? Allereerst scoorden zij het hoogst in de voornoemde criteria. Daarnaast beschikken deze drie bomen over specifieke waarden:
Fagus sylvatica:
is een belangrijke inheemse boomsoort, biedt grote bladvariatie binnen de soort: kleur en vorm, heeft een karakteristieke habitus, is breed toepasbaar, is een boom met een lange levensduur;
Magnolia kobus:
biedt grote sierwaarde door zijn voorjaarsbloei, heeft een exclusieve verschijningsvorm, krijgt jaarlijks een fraaie herfstkleur, is breed toepasbaar, is zeer gezond;
Parrotia persica ‘Vanessa’:
is een bijzondere winterbloeier, is als boom ijzersterk met een karakteristieke habitus, heeft door jaar heen opvallend gekleurd blad bij uitlopen, sluit het groeiseizoen af met vlammende herfstkleuren, is breed toepasbaar.
Soort beschrijving
Fagus sylvatica
Naam
Nederlands: Beuk
Wetenschappelijk: Fagus sylvatica
Familie: Napjesdragersfamilie (Beukenfamilie), Fagaceae
Geslacht: Fagus, Beuk
Naamgeving: De Nederlandse naam beuk is zeer nauw verwant met het woord ” boek” . De eerste boekingen werden verricht op plankjes van beukenhout en bij het uitvinden van de boekdrukkunst werd beukenhout gebruikt om letters en houtsneden te vervaardigen (men wilde belangrijke dingen boekstaven).Fagus komt van het oude Griekse woord phegos of fago (een boom met ronde eetbare vruchten).Sylvatica betekent ” in het bos groeiend” .
Beschrijving
Afmeting: 20 tot 40 meter.
Levensduur: Overblijvend. Fanerofyt (winterknoppen minstens 50 cm boven de grond, boom).
Bloeimaanden: April en mei.
Wortels: Een oppervlakkig, dicht hartwortelstelsel.
Stam: Een breed vertakte boom. In het bos groeiende Beuken hebben meestal een lang kaal stamdeel en een hoog aangezette kroon. Vrijstaande bomen hebben een regelmatig gevormde, haast bolronde kroon en een stam die zich op een paar meter hoogte in twee even grote, rechtopstaande, zware takken splitst. De Beuk heeft een grijze, vrij dunne schors, die tot op hoge leeftijd glad blijft.
Takken: De twijgen zijn glanzend lichtbruin met smalle, spitse, schuin afstaande, roodbruine knoppen, die tot 2 cm lang worden.
Bladeren: De bladeren van 1 tak staan afwisselend in 2 rijen en bevinden zich in hetzelfde vlak, zodat ze elkaar niet beschaduwen. Een beuk heeft licht- en schaduwbladeren. De eerste zijn wat dikker en met een opperhuid die de verdamping beperkt. De tot 10 cm lange bladeren zijn eirond tot elliptisch met een spitse top, ondiep gezaagd, met een dicht gewimperde, zeer ondiep gegolfde rand en een korte steel. Ze verschijnen in de lente, tegelijk met de katjes. Eerst zijn ze doorschijnend lichtgroen, rimpelig en zijdeachtig behaard, later worden ze glanzend donkergroen en in de herfst goudbruin. De zijnerven lopen door tot de bladrand. De steunblaadjes vallen vroeg af. Kiemplanten hebben 2 donkergroene, niervormige kiembladen en vormen samen een schoteltje.
Bloemen: Eenslachtig (een bloem met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). Eenhuizig (mannelijke en vrouwelijke bloemen op dezelfde plant). Beuken beginnen vaak pas na 40 tot 60 jaar volop te bloeien. De bloei vindt vaak maar eens per 5 tot 8 jaar plaats. De groenachtige bloemen verschijnen tegelijk met de bladeren. Mannelijke bloemen in bolvormige tot eivormige, dichte katjes, hangend aan lange, zijdeachtig behaarde stelen. Elke bloem heeft een roodbruin, klokvormig bloemdek en 4 of meer meeldraden. Vrouwelijke bloemen met 2 (soms meer) bijeen. Ze worden omhuld door een 4-spletig napje en staan op een dik, rechtopstaand steeltje. De vrouwelijke bloeiwijzen staan dichter bij het eind van de takken dan de mannelijke katjes en zijn veel schaarser. Alleen kruisbestuiving leidt tot zaadzetting.
Vruchten: Een eenzadige dopvrucht of noot. Het napje van de vrouwelijke bloeiwijze groeit uit tot de stekelige, houtig wordende, bruine bolster, waarbinnen meestal 2 (soms 3) beukenootjes rijpen. Deze bestaan uit een 3-zijdige vruchtwand met vleugelranden, waarbinnen zich het olierijke zaad bevindt. Als de vrucht rijp is, springt het napje, met 4 kleppen, bij zonnig weer open, maar vaak ook valt het geheel af en opent het zich op de grond. De zaden kiemen in het volgende voorjaar. De zaden zijn zeer kort levend (< 1 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Biotoop
Bodem: Beschaduwde plaatsen op droge tot matig vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke, zwak zure tot kalkrijke grond. Ook aangeplant op voedselarmere grond (o.a. op löss, zandige leem, zandige klei en grindrijk leem).
Groeiplaatsen: Bossen (loofbossen en parkbossen) en zeeduinen (duinbossen).
Verspreiding
Wereld
Overwegend in West- en Midden-Europa.
Bron: www.wilde-planten.nl
Magnolia kobus
Naam
Nederlands: Beverboom
Wetenschappelijk: Magnolia kobus
Familie: Magnoliafamilie, Magnoliaceae
Geslacht: Magnolia, Beverboom
Naamgeving: Magnolia (Nederlandstalige naam beverboom) is de naam van het typegeslacht van de Magnoliafamilie (Magnoliaceae). Het geslacht is in West-Europa niet inheems en is hier het bekendst vanwege de rijk bloeiende soorten en kruisingen die in veel tuinen en parken zijn aangeplant
Beschrijving
Magnolia’s hebben ongedifferentieerde bloembladeren: de bloemen hebben een bloemdekbestaande uit bloemdekbladeren (tepalen). De bloemdekbladeren, de meeldraden en devruchtbeginsels zijn spiraalsgewijs op de kegelvormige bloemas ingeplant. Deze bloembouw komt overeen met de oudst bekende fossiele bloemen en duidt erop dat de oorsprong van de groep in de buurt van de eerste bloemplanten moet liggen.
In de indeling van de Magnoliaceae die tot het eind van de twintigste eeuw gangbaar was, wasMagnolia een van de grotere geslachten van de onderfamilie Magnolioideae. Met de introductie van moleculaire technieken voor onderzoek naar verwantschappen werd duidelijk dat het geslacht parafyletisch was. Daarmee is de omgrenzing van het geslacht Magnolia in beweging gekomen. De benadering die door de meeste taxonomen wordt gekozen, is om alle andere geslachten van de Magnolioideae samen te voegen met het oorspronkelijke geslacht Magnolia, waarmee dan één groot geslacht ontstaat dat wél monofyletisch is, en ongeveer 300 soorten telt.
Bron: Wikipedia
Hoogte: | 8 – 12 m |
Kroon: | piramidaal, later breed eirond |
Schors en takken: | gladde, grijze schors, twijgen donker bruinrood |
Blad: | omgekeerd eirond, groen, 6 – 15 cm |
Bloemen: | wit, Ø circa 10 cm, maart/april |
Vruchten: | langwerpig, donkerrood, circa 12 cm lang |
Toepassing: | parkboom, plantsoen, laan- en straatboom |
Grondsoort: | alle, behalve kalkrijke bodems |
Windbestendigheid: | goed |
Herkomst: | Japan |
Winterhardheidszone: | 6a |
Synoniem: | – |
Middelgrote boom met een kroonvorm die aanvankelijk piramidaal opgaand en gesloten is. Doordat takken later gaan doorhangen wordt de kroon uiteindelijk breed eirond. Breedte circa 8 m. Aan de gladde en kale takken zitten wollig behaarde knoppen. Het hieruit verschijnende, kort toegespitste en omgekeerd eironde blad verkleurt in de herfst geel. Vóór de bladontwikkeling verschijnen de geheel openstaande, witte bloemen. Deze hebben een doorsnede van circa 10 cm. Een late nachtvorst kan de bloemen beschadigen. Op jonge leeftijd bloeit M. kobus niet rijk, maar eenmaal op leeftijd is het een rijkbloeiende boom. Bij zaailingen kan de bloei langer uitblijven. Na de bloei verschijnen donkerrode zaaddozen. Bij rijping komt het rozerode zaad naar buiten. De vlezige wortels groeien zowel oppervlakkig als diepgaand.
Bron: van de Berk
Parrotia persica ‘Vanessa’
.